41 — Peter Pan

Het woord zegt het al: Peter Pan. Het is fijn wanneer woorden dat doen, zelf iets zeggen. Want vergeet niet, lezer: elke keer wanneer ik hier een bericht schrijf, staat er eerst een tijdlang een leeg computerscherm voor mijn neus. Ik tik daar woorden in en daarmee wil ik iets zeggen. Ik dus. Daarom juichen wij het van harte toe wanneer woorden dat zelf doen, al is het maar af en toe. Soms weet ik werkelijk niet waarom ik deze blog schrijf, want bijna alles wat ik hier beweer had de lezer zelf ook wel kunnen bedenken.

Bijna alles… Het wordt tijd dat ik in deze weblog weer eens iets opmerkelijks zeg. Hier komt het: in geen enkele serieuze beschouwing over het wezen van een verslaving mag het verhaal van Peter Pan ontbreken. Het rare is, en daarom is deze weblog zo belangrijk: alleen ik vind dat!

Waarom nu juist het wezen van een verslaving? Omdat je over een verslaving duizend dingen kunt beweren. Je kunt zeggen dat het een chronische ziekte is, je kunt talloze hersenscans en onderzoeken laten zien, waarna je zegt dat het een psychiatrische aandoening is, je kunt beweren dat de verslaafde iets heel ergs in zijn leven meegemaakt moet hebben, dus je praat over zijn levenstrauma’s – die overigens volkomen in het niet vallen bij wat hem te wachten staat wanneer hij diep in zijn verslaving wegzakt en erin verdwijnt – of je denkt zeker te weten dat een verslaving cyclisch is, of je zegt dat het beheersbaar is en dat de verslaafde zijn afhankelijkheid gecontroleerd kan beoefenen, of je roept een keer dat het eigenlijk een soort allergie is… en wanneer je dat allemaal gezegd hebt dan ben je er nog lang niet, want de poel van kennis en opvattingen waarin je nu staat te vissen is eindeloos breed en peilloos diep.

Het is deze poel waarin we het ‘weten’ van de geestgeleerden aantreffen… waar we horen: zo is het, zo zijn de dingen. Is dat waar? Zijn de dingen in ons werkelijk zoals de hersenpangeleerden zeggen dat ze zijn? Maar als dat zo is, zijn deze bovenkamergeleerden dan zó ver boven zichzelf en hun vakgebied uitgestegen dat zij nu als de hogepriesters van de moderne tijd moeten worden beschouwd? Wijzen zij ons de juiste weg?

Op 16 januari dit jaar, even na half tien op een gewone maandagochtend, sprong een wiskundeleraar op zijn school van een balkon, een stedelijk gymnasium in Den Bosch. Onder schooltijd sprong hij zijn dood tegemoet, ik weet niet waarom nu juist die plek en dat tijdstip. Misschien omdat hij daar gelukkig was geweest, mensen springen vaak terwijl ze naar iets moois of vertrouwds kijken. Daar zit ook wel enige genade in, sterven met een mooi beeld voor ogen. Zo hoog, en zo verschrikkelijk alleen, daar sta je nog even, en de stad, die nu aan je voeten ligt, is de plaats waar het allemaal had moeten gebeuren en waar het kennelijk helemaal is misgegaan. Tegelijkertijd nemen wij je dit erg kwalijk, leraar, de plaats en het uur, het werpt een lange schaduw over je grafsteen.

In de avond verscheen een man op tv, een psycholoog of iets daaromheen, die ons inderdaad de weg wees. Het ging over de vraag: wat te doen met de leerlingen, velen hadden het immers min of meer zien gebeuren of hadden hun leraar daar zien liggen. Hij zei: ‘Tien jaar geleden hadden we hen aangespoord om samen te komen en er met ons indringend over te praten, maar volgens de huidige inzichten laten we de kinderen nu juist met rust.’

De kinderen met rust laten, zo moet het nu. Geen seconde leek het tot hem door te dringen dat hij tien jaar eerder dus precies het tegenovergestelde gedaan zou hebben. En ook tóen gezegd had: zo moet het.

Het toeval wil dat ik niet alleen drankzuchtige ben, maar sinds een jaar of zeven ben ik ook gediplomeerd eerstehulpverlener. Eerstehulp eerste klasse. Nee hoor, laag op de ladder sta ik, ik ben BHV’er… maar toch, dat is ook weer niet niks. Plus elk jaar verplicht op herhalingsoefening. En nu vraag ik u op de man af: denkt u dat ik ook maar één handeling leerde die men tien jaar daarvoor nog als onzinnig bestempeld had? Nee, natuurlijk niet, niet één. Ik red gewoon uw leven en verder lullen we nergens over. Het enige wat geruisloos verdwenen is, dat is de ontnuchterende klap in het gezicht ener hysterische vrouw, bijvoorbeeld zangeres Patty Brard, van de band Luv. Dat doen we nu niet meer.

Dat we kinderen die een ernstig ongeluk hebben zien gebeuren een tijdje met rust laten, dat noem ik geen inzicht, dat is gezond verstand. Zonder twijfel heeft de psycholoog zichzelf wijsgemaakt dat hier sprake is van voortschrijdend inzicht. Dergelijke inzichten kunnen wat mij betreft niet ver genoeg voortschrijden, het liefst tot ver voorbij mijn horizon, liefst tot ver buiten de landsgrenzen. Ik hoorde een verslaafde een keer zeggen: met de kennis van nu, had ik liever niet geboren willen worden.

Dit voorval legt precies de zwakte bloot van de psychologie. Niemand wéét het, velen zeggen maar wat. Wat ík mij voorstel bij een voortschrijdend inzicht, dat is dat je de kern te pakken hebt, het wezen van iets, en dat je daar vervolgens aan schaaft, schuurt, slijpt en beitelt, voortdurend alles opnieuw bijstelt, overal waar dat nodig is. En niet dat je een bepaald inzicht domweg 180 graden draait en dan roept: ‘Dit is voortschrijdend inzicht!’ Want dan kun je ook, met evenveel recht, bij de 100 meter hardlopen start en finish opeens gaan verwisselen, tijdens de race, omdat jij dat beter vindt.

Maar u, weet goed: behandelaren kunnen in hun contact met een cliënt niet veel méér doen dan om de hete brei heen draaien… en besef ook dat juist dát meer dan genoeg is. Therapeut, blijf draaien, met je cliënt. Zijn brein is een mallemolen, stap in, draai mee. Kijk naar de as waar je omheen draait. Daar ergens zit het.

Ziezoo. Godverdomme.

Daarom nu Peter Pan. Of: het wezen van een verslaving. Want voor vandaag zijn we even klaar met de geesteswetenschap en ik zeg het hier voortdurend: kijk naar de oude verhalen. Daar moet je zijn. Enige tijd geleden vertelde een van de Zes – die niet zo lang geleden een nieuwe liefde vond, hij is nu met een leuk Haags dametje van goede zeden en goede komaf – hij vertelde ons over een eigenschap die hij volgens haar nog in ruime mate bezat en waar zij verheugd over was: het kind in de man. Tot mijn eigen verbazing reageerde ik hier een beetje fel op: ‘Dat klinkt erg mooi, maar dat kind, in deze man, dronk zich wel bijna dood!’

Vijf van de Zes riepen in koor: ‘Ach, Pitt, wat ben je toch altijd tegendraads, we moeten het kind in onszelf koesteren. Door ervan te houden, houden we ook van onszelf, dat leert de psychologie.’

Ze hadden gelijk, dat wordt inderdaad geleerd. Goed, ga uw gang, ik vind altijd alles best. Koester het kind, wieg het, troost het… maar kijk niet raar op wanneer datzelfde kind jou op een goede dag meedogenloos bij de keel grijpt, wanneer het lucht en leven uit je perst, je eindeloos laat spartelen, gelijk een vis aan de haak. Want zo gaan die dingen, dat is de natuur. Een kind in een man, dat kan niet, dat gaat niet samen, zij verdragen elkaar absoluut niet. En bovendien: het kind wint altijd, moeiteloos.

De kracht van een kind, tegenover het doorgaans slappe karakter van een volwassen man, nee, de man is echt geen partij. Maar zo’n stom kind, binnenin je donder, daar word je ook niet vrolijk van, daar krijg je altijd herrie mee. Kijk naar Peter Pan en wees gewaarschuwd. Het levensverhaal van Peter Pan is niet alleen een heerlijke kindervertelling van J.M. Barrie († 1937, longontsteking, geen alcohol), maar het is ook één groot psychoanalytisch drama.

Het verhaal begint in de Londense wijk Bloomsbury… daar woont de familie Darling, het woord zegt het al. Peter glipt hier ’s avonds weleens binnen en luistert stiekem mee naar de verhalen die de moeder haar kinderen vertelt voor het slapen gaan. Hij is dol op verhalen… Op een avond wordt hij betrapt en wanneer hij vlucht verliest hij zijn schaduw. Wendy Darling, de oudste van de drie, naait zijn schaduw weer vast aan zijn voeten. Zij kent veel verhalen en daarom vraagt hij haar met hem mee te vliegen naar het mythische eiland Neverland, waar zij voor de Lost Boys kan zorgen. Neverland kent u misschien vooral door de zanger Michael Jackson, van de band The Jackson Five.

De Lost Boys? Ja, dat is Peters gang, de jongens om hem heen. Zij heten zo omdat zij uit hun kinderwagen vielen toen hun moeder met hen wandelde, in Kensington Gardens. Dat ligt tegen Hyde Park aan. De moeders hadden niets in de gaten en de jongens waren verloren.

Mooi zo. Nog voordat er ook maar iets gebeurd is, hebben we al een jongeman die zijn schaduw verliest. Een jonge vrouw geeft hem die terug. Plus, hij leeft van verhalen. Plus, hij ontfermt zich over de Verloren Jongens, wier leider hij is. En hij mist iets, in zijn droomland… hij mist een vrouw. Hij ontmoet Wendy. Oorspronkelijk had J.M. Barrie zijn boek Peter and Wendy genoemd, later doopte hij het om in Peter Pan, hetgeen ook veel beter is want Wendy verdwijnt weer uit Peters leven, zoals dat nu eenmaal gaat. Sommige mannen kún je niet volgen, jij hem niet, hij jou niet. Daar gaat dit kinderboek over… over de vraag: waarom kan dat niet?

Kijk maar eens hoe het boek begint, de eerste alinea, dan zie je al meteen waarom dat niet kan. Eigenlijk zegt de openingszin dat al, in zes woorden! All children, except one, grow up. Om verder te lezen, klik hier, tekst opent in nieuw tabblad.

Na het eerste hoofdstuk kookt en borrelt het overal, het psychologisch gedonder in de glazen kan beginnen. Want er is iets… met de arme Peter Pan. Het boek dat J.M. Barrie schreef liet hij voorafgaan door een gelijksoortig toneelstuk, met de titel: Peter Pan, or The Boy Who Wouldn’t Grow Up.

Wat Peter niet mist, dat is een geduchte vijand, Captain Hook. Die staat hem naar het leven, niemand weet waarom, gewoon omdat het kan. Wat Peter Pan echt heeft, dat is het elfje Tinker Bell. Zij kan mensen laten vliegen met haar elfenstof, maar alleen wanneer zij op dat moment mooie gedachten hebben. Ze is erg verliefd op Peter… maar dat is maar elfenliefde.

Van alle syndromen die er op aarde zijn, lijken twee daarvan mij aardig om een keer mee te maken. Dat zijn het Jeruzalemsyndroom en het Stendhalsyndroom. Bij het eerste vlieg je als toerist naar Jeruzalem en daar aangekomen denk je opeens dat je Jezus Christus bent. Dat vind ik wel wat. Het past ook wel bij me, om dat te denken. Bij het tweede ben je plotseling zó onder indruk van een kunstwerk dat je bewusteloos op de grond valt. Te diepe vervoering, vanwege een te indringende schoonheid. Ook erg mooi.

Er is één syndroom waarvoor wij erg uit moeten kijken, wij mannen. En meer nog: wij drinkmannen. In 1983 publiceerde de Amerikaanse psycholoog Dan Kiley een studie, die heette: The Peter Pan Syndrome: Men Who Never Grew Up. Het Peter Pansyndroom. Toch weer een psycholoog erbij, maar dit is goed gezien. Kennelijk is dit syndroom vooral voor fijnproevers, want ik sprak niemand binnen de Jellinek die ervan gehoord had, evenmin is het opgenomen in het DSM-handboek. Dus dan zit het wel snor. Het blijft tussen ons, tussen u en mij. Maar wat is het? De symptomen:

onbetrouwbaarheid, rebelsheid, woede,
afhankelijkheid en manipulatiedrang,
puberaal, onvolwassen en narcistisch.

Dat kennen ze wél in de Obrechtstraat! Peter Pan had op jonge leeftijd geweigerd om op te groeien. Dan Kiley beschouwde dit gedrag als een uiting van de diepgewortelde wens om bemoederd te worden. Met andere woorden: het kind in de man.

Het valt de lezer inderdaad op dat Peter Pan af en toe een naar kereltje is, vol eigenwaan en egoïsme. Echt een kind nog, hoe vrij hij ook zijn mag. Dat mag ons niet gebeuren, lezer, dat kan echt niet. Kruip daar op tijd uit, stop met drinken en stuur het kind in uzelf naar een heropvoedingskamp, waar het elke dag een pak slaag krijgt. Voor Peter was het te laat. Wendy had hem eruit kunnen trekken, maar hij zat er al te lang in, kon niet meer terug. Wanneer hij de kinderen terugbrengt naar Londen en weer alleen wegvliegt, ziet hij door het raam hoe Wendy zich verenigt met haar moeder, hij kijkt naar het gezinsgeluk van hen beiden. Hij kijkt naar levensliefde. Naar wie je bent, naar hoe het werkelijk is.

… he was looking through the window, at the one joy from which he was barred for ever.

Pitt