39 — mindfulness

Zalig Pasen, aan u allen! En ook Pinksteren! Met terugwerkende kracht. En in het kader van het wel en wee van Pitt Hamson, even het volgende. Enige tijd geleden overkwam mij wat onze Engelse vrienden noemen: een burn-out. Helemaal opgebrand was ik. Niet een hele dag, hoor, maar toch wel bijna een uur lang. Een burn-out, net als Sophie Hilbrand en talloze andere BN’ers. Tel daar nog eens honderdduizenden gewone burgers bij op en nu kan ik zeggen: ik hoor overal een beetje bij. Ik mis alleen nog een toefje autisme erbovenop de kers op de taart – en hierin loopt Filemon Wesselink flink op mij voor. Steeds zorgelijker kijkt hij onze huiskamers binnen, het leven drukt zwaar. Het leven, het lijden. Moderner gezegd: The Passion van Filemon.

In onze hedendaagse samenleving zijn psychische aandoeningen buitengewoon populair geworden, zowel om ze te hebben als om anderen ermee op te zadelen. Vroeger had je de Beatles, de Rolling Stones en de flower power-beweging, en nu hebben we de psychische aandoeningen. De mensen op aarde worden altijd massaal idolaat ergens van, óf ze worden massaal gek, kennelijk kan dat niet anders dan zo. Natuurlijk heeft dit alles ook zijn weerslag op de Zes. Zie bericht 31 de Zes. Onze Henk kreeg tijdens zijn levenswandel een posttraumatische stressstoornis in zijn rugzakje. Hier jongen, voor onderweg. Plus: hij lijdt aan een theatrale persoonlijkheidsstoornis, ongeveer van hier naar Tokyo. Onze Adri, echter, is dysthym, zo werd vastgesteld. Oei!, zou je denken – en wat een toverachtig woord is dat – maar gelukkig staat het voor een bescheiden hoewel chronische depressieve stoornis. Zoals onze Engelse vrienden vroeger zeiden: Lange Poten heeft de blues. En onlangs kwam ook onze MiK uit de kast: er zit een storing in zijn autismespectrum.

Hahaha! Toch houd ik van ze. Schip ahoy! Recht zo die gaat.

Dit betekent dus wel dat maar liefst drie van de Zes niet helemaal lekker zijn, bovenin. Een score van 50 procent en dat lijkt nogal wat, maar in onze moderne tijd is dat niet veel. Denk wél af en toe aan Edgar Allan Poe († 1849, veertig geworden; alcohol, drugs & hondsdolheid) die de lezer in een van zijn korte verhalen op het hart drukte: believe nothing you hear, and only half of what you see. Goed zo, Edgar, aan jou hebben we tenminste iets. Binnen de Zes zijn alleen Pjotr, Joost en ikzelf helemaal normaal. Wij kregen in het Jellinekgebouw geen diagnose opgespeld, bij ons konden ze niets vinden. We zullen wel onze dingetjes hebben, maar die doen er niet toe.

De eerste drie – de mannen die niet goed zijn, als ik dat zo mag zeggen – schreven zich nooit in voor een mindfulness-training. De kunst van het mediteren. Bij de laatste drie – de normalen, zogezegd – zijn er twee die dat wél deden. Pjotr en ik. We volgden een cursus, één avond in de week, zes weken lang, mét huiswerk voor elke dag. Bij Maitreya in Amsterdam.

Een knaap was ik nog maar en op een zondagmiddag zat ik mij thuis stierlijk te vervelen. Mijn vader draaide in de woonkamer langspeelplaten met symfonieën van Beethoven, waardoor ik mij nóg meer verveelde. Toch waren het juist die zondagmiddagen die mijn latere liefde voor klassieke muziek aanwakkerden. Ik klaagde mijn nood bij mijn moeder, die zei: ‘Als je je zo verveelt, dan ga je maar een boek schrijven.’ Met mijn jongensstemmetje kraaide ik: ‘Ik heb geen inspiratie, moeder!’ Meteen kwam haar vaste antwoord: ‘Dan máák je maar inspiratie!’

Ze was me er een, mijn moeder. Maar toch, zoals dat gaat, toch sloeg die voortdurende boodschap wel degelijk aan.

Wat er niet is, dat maak je.

Vergelijking 1
Stel, je zit in het concertgebouw, je luistert naar een concert. Bach, de pianosonates. Op het podium zit de pianist. Een paar stoelen verderop zit een of andere snuiter hinderlijk te kuchen, het houdt maar niet op. Je denkt: een roker! Bah, wat een afschuwelijke kerel! Uitgerekend een verslaafde, die nu mijn plezier en genot bederft. Je eerste gedachte is: wat een ramp, als ik straks thuis ben ga ik mooi weer drinken! Eén keertje maar. Maar wacht eens even. Je hebt een meditatietraining gevolgd. Daarom: je sluit even je ogen, focust op je ademhaling, duikt in de mindfulmodus, een paar minuten maar. Wat er nu gebeurt is geweldig. Het gekuch verdwijnt niet, maar het wordt: geluid. Alleen maar geluid, niet ónprettig – niet prettig. Trillingen van de lucht. Dat was een onderdeel van de training: prikkels van buiten neutraliseren. Bedenk wel: de zoete klanken van de piano zijn nu óók weg, ze klinken althans niet zoet meer, ook zij zijn geluid geworden. Klanken zonder betekenis.

Eigenlijk kun je over mediteren net zo kort zijn als over lichaamsbeweging of gezonde voeding. Het is goed voor je, klaar. Doe je het niet? Dan niet. Af en toe zie je op de televisie of in bladen een stoere BN’er tekeergaan tegen mindfulness: het is zweverige flauwekul, een modeverschijnsel. Of zij dwepen ermee, juist omdat zij denken dat het een modeverschijnsel ís. Het getuigt van grote kortzichtigheid om de eeuwenoude meditatietechnieken af te doen als flauwekul. Het getuigt óók van kortzichtigheid om mindfulness voor te stellen als de weg naar een gelukkig leven.

De weg naar boven, die ken ik. De weg naar beneden ken ik ook. Maar de weg naar een gelukkig leven, waarin alles gelijk is aan het kleinste zuchtje van de wind, nee, daar heb ik nog nooit van gehoord.

De mens is voor het geluk niet geboren. Het is vreemd dat er zó veel gepraat wordt over iets wat je zo weinig om je heen ziet. Het is vreemd dat wij het woord überhaupt kennen. Drankzuchtigen weten natuurlijk wél wat geluk is, heel goed zelfs, maar wij mogen dus niks. Dat is het enige eraan. Zie bericht 35 de verbanning. Toevalligerwijze was het thema van de Boekenweek dit jaar: verboden vruchten. Meervoud, want je hebt er veel van, bijvoorbeeld: druiven, mout, gerst en hop. Plus natuurlijk het citroentje met suiker, de bessenjenever en bananenlikeur. Zeer verboden vruchten. Daar blijven wij ver van. Wel jammer, erg jammer allemaal. Intens triest eigenlijk.

Op een van onze avonden zeiden twee van de Zes hierover iets moois: ‘We vinden niet dat een begrip als ‘geluk’ op welke manier dan ook gekoppeld zou moeten worden aan alcohol.’ Dat vond ik een rake en zuivere opmerking. Alcohol heeft te veel kapot gemaakt. Een waardig moreel oordeel. Alleen knaagt er dan wel iets: wat nu, als die koppeling er domweg is? Dan geldt: wapen jezelf ertegen.

De reden dat ik mindfulness hier ter sprake breng, is omdat ik het inderdaad als een krachtig wapen beschouw in de strijd tegen een verslaving. De Jellinek gaf cliënten een gedegen mindfulness-training in het gebouw, maar stopte daarmee vanwege de zorgverzekeraars die het niet als evidence based opvatten. Ik heb nu erg goed nieuws, vooral voor de cliënten, voor de Jellinek, voor directeur Wencke de Wildt: de zorgverzekeraars vergoeden het nu weer! Ook aan de Jellinek. Het kan weer. Zorgverzekeraar Achmea zélf schreef mij dat. Ik kom hier nog uitgebreid op terug, op Achmea en mij. Want ik ben maar eens met hen gaan praten, over de Jellinek en hoe ik over de dingen denk. Ik zit nooit stil. Ook al schreef ik een tijdje niet. Maar nu pak ik de draad weer op.

Ziezoo.

Mensen willen over mindfulness vaak weten: waarom schrijven we dat met maar één ‘l’?

Ja jeetje, zeg. Het oorspronkelijke full is een achtervoegsel bij mind, zoals het ful in handful of beautiful. Dat noemen we een suffix en de schrijfwijze is domweg zo afgesproken. Ons eigen suffix ‘rijk’ lijkt erop, zoals in ‘belangrijk’ of ‘geestrijk’. Geestrijk vocht bijvoorbeeld. Spiritualiën. Spiritueel.

Woorden als spiritualiteit – en ook religie – zijn in onze tijd stevige scheldwoorden geworden. Krijg de religie! De grote verhalen, waar de mens lang mee leefde, zijn buiten bereik gekomen, vervaagd of verdwenen. Gelukkig kijken de mensen nu de hele dag op hun smartphone, dan hebben ze toch nog iets. Maar de wind fluistert hen niets meer in het oor, niet meer de namen, niet de verhalen, hij is gaan liggen, of gaat gewoon aan hen voorbij. Waar het op neerkomt is dit: de menselijke geest is net zo te trainen als het lichaam. En jezelf ergens in trainen… daar draait voor de verslaafde alles om.

Vergelijking 2
Mozart schreef een keer dat de kern van muziek de stilte is tussen twee noten. Je kunt ook zeggen: de kern van een gedicht is hetgeen je leest tussen de regels. Of je zegt: bij mindfulness zoek je de tijd die tussen seconden loopt, tussen het tikken van een klok door.

Het is lastig om meditatie goed te beschrijven, hoe moet het, wat doet het, wat heb je er aan? De nazorg van de Jellinek werd altijd begonnen met een kwartier meditatie, onder leiding van de goede behandelaar Reyna en het maakte niet uit hoe ongeoefend iedereen was. Dit is wel een belangrijk gegeven: het maakt niet uit hoe ongeoefend je bent, het effect voelt iedereen direct. Daarom plaatste ik hierboven een foto van mediterende kinderen: op een van de basisscholen waar ik lesgeef loop ik elke week langs de yogajuf en haar klasje. Dat is een erg mooi gezicht, al die kinderen, eindelijk eens doodstil en bijna plechtig. De yogajuf heeft zelf ook een mooi gezicht en natuurlijk ook een mooi lichaam, dus stapte ik op een goede dag op haar af. Ik zei: ‘Vertel me eens, juf, jouw kinderen pikken de kunst van het mediteren kennelijk heel gemakkelijk op. Is het niet zo, dat op het moment dat jij met de allereerste oefening begint, dat de menselijke geest direct herkent wat er van hem gevraagd wordt? Dat onze geest domweg meteen gehoorzaamt en dat ook heel graag doet?’

Zij: ‘Ja. Dat is zo.’
Ik: ‘Kun je zeggen dat de geest tijdens een meditatie eindelijk eens helemaal genoeg heeft aan zichzelf?’
Zij: ‘Dat kun je zeggen.’

Vergelijking 3
Nadat ik bij Maitreya de cursus had gedaan, at ik ergens met twee oude vrienden. Ik vertelde er enthousiast over, drong er bij hen op aan dat zij mijn voorbeeld zouden volgen. Een van hen zei toen: ‘Geef ons één reden waarom wij zo’n meditatiecursus zouden gaan doen?’ Ik antwoordde: ‘Stel dat iemand alles van popmuziek weet, maar nooit één noot klassieke muziek hoorde. Dan kun je tegen hem zeggen: jij hebt iets waardevols gemist in je leven.’

En dit waren twee doodgewone mannen, nergens verslaafd aan. Maar waarom raad ik het juist verslaafden zo aan? Dat komt door een van de eerste dingen die je leert tijdens een cursus. Alle beginners hebben enorme last van het afdwalen van gedachten. Je probeert je te focussen op je ademhaling en opeens zit je te denken aan iets onnozels. Iedereen stoort zich daar vreselijk aan, iedereen denkt: ik leer het nooit! Daarom train je in het begin voortdurend op het besef van één ding: welke gedachte er ook komt, hij drijft weer verder, zoals een wolk aan de hemel. Verzet je er niet tegen. Doe er gewoon niets mee. Een volgende gedachte komt eraan. En drijft weer verder. En zo gaat het door, zolang je bezig bent. Zoals geluiden van buiten niet meer storend hoeven te zijn, zo storen gedachten op den duur ook niet meer. Laat ze gaan. Dit lukt je veel sneller dan mensen bij aanvang denken!

In de handen van een verslaafde is dit een kostbare vaardigheid. Juist wanneer hij gestopt is wordt hij gebombardeerd met gedachten, met aansporingen van binnenuit, toe, ga nu drinken, ga gebruiken! Eén keer maar! Kom op nou! Alleen vandaag! Daar zul je dus tegen moeten vechten. Of… je wacht rustig… tot deze gedachten voorbij drijven… zij doen er niet toe. Daar ben je door mindfulness in getraind, juist doordat je maar een beginner bent.

Je pakt maar een klein deel van het mediteren en dat trek je naar je toe. Misschien ga je er mee door, misschien niet. Maar dít heb je nu te pakken: juist niet vechten tegen gedachten, juist niet een positieve draai eraan willen geven, niet naar je hand willen zetten, ze evenmin proberen te negeren… maar ze domweg te laten gaan…

Laten komen, laten gaan. En weer laten komen, en weer laten gaan. Want ze komen tóch. En ze gaan tóch weer. Het zijn alleen maar… gedachten. Niets meer, niets minder.

Pitt

2 gedachten over “39 — mindfulness”

  1. Hondsmoeilijk is en blijft het, ook voor mensen zonder verslaving. Want daarin verschillen we niet veel.

  2. Mooi man.. Leven.. 2the max

    Take this kiss upon the brow!
    And, in parting from you now,
    Thus much let me avow-
    You are not wrong, who deem
    That my days have been a dream;
    Yet if hope has flown away
    In a night, or in a day,
    In a vision, or in none,
    Is it therefore the less gone?
    All that we see or seem
    Is but a dream within a dream.

    I stand amid the roar
    Of a surf-tormented shore,
    And I hold within my hand
    Grains of the golden sand-
    How few! yet how they creep
    Through my fingers to the deep,
    While I weep- while I weep!
    O God! can I not grasp
    Them with a tighter clasp?
    O God! can I not save
    One from the pitiless wave?
    Is all that we see or seem
    But a dream within a dream?

    by Edgar Allan Poe

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.