30 — l’chaim, op het leven

spoor

Thans treedt u binnen in bericht no. 30, waarin Pitt Hamson u meeneemt op een imaginaire reis door het hoofd van een mental coach, waarin de schrijver vervolgens de Zes aan de lezer voorstelt en waarin hij u ten slotte een zelfbedachte test aanbiedt, die uitwijst in hoeverre u zich weer verbonden voelt met het leven. Daarom even dit:

And you know that she’s half-crazy
but that’s why you want to be there,
and she feeds you tea and oranges
that come all the way from China.

Het is tijd, we gaan beginnen! Overigens, natuurlijk heb ik mij weleens afgevraagd: hoe zou deze weblog eruit zien zónder mijn kritiek op de Jellinek en de verslavingszorg? Nou ja, ongeveer hetzelfde. Maar het is van een wrange ironie dat ik dan wél een schrijftechnische moeilijkheid zou hebben, namelijk: hoe moet ik er bij u, zo af en toe, op hameren dat een alcoholverslaving zo goed als altijd eindigt met een vroege dood? Hoe moet ik de lezer daarvan doordringen, zonder mij in allerlei bochten te wringen? En zie, de huidige Jellinek geeft mij het ene handvat na het andere, de Heer is mijn herder, het ontbreekt mij aan niets. Ik móet dit tegengeluid laten horen, in de hoop dat u er ten minste over nadenkt. Als uw leven u lief is. Of als uw leven u lief wordt. Waar de Jellinek een verslaving bagatelliseert – het gedogen, de ‘uitglijders’ – daar benadruk ik hem juist. Waar de Jellinek abstinente ex-cliënten niet meer uitnodigt om hun verhaal te doen, daar kom ik met deze weblog. Waar de Jellinek zich onderwierp aan de Koning en hem binnen loodste, daar kom ik met het felste verzet tegen hem. Waar de mental coach komt aanzetten met ‘gecontroleerd drinken’, daar kom ik met de enige echte oplossing: stoppen.

Ziezoo!

Even voor de goede orde: er is een hele grote groep mensen die weliswaar te veel drinkt, maar die domweg geheel op eigen kracht – of deels op eigen kracht – kan minderen. En minderen is wel iets anders dan gecontroleerd drinken. Deze mensen zou ik niet verslaafd noemen, wel lopen ze een risico daarop. Maar wie controleert het drinken van de drankzuchtige drinker? Juist, dat doet hij zelf. Maar als hij dat kán, dan is hij toch geen alcoholist? Nee. Maar die bestaan ook helemaal niet meer. Wij zijn psychiatrische patiënten geworden, dat zeggen de geleerden.

Het eerste waar onze mental coach tegen aanloopt, dat is meteen al het kiezen van zo’n rare titel, zijn beroep. Kennelijk is hij dus een geestelijk leraar of een psychisch begeleider, maar in gewoon Nederlands vindt hij dat helemaal nergens naar klinken. Moet je dát nou zeggen op een verjaardagsfeestje? Nee, een mental coach klinkt wel even wat steviger. Stoerder. Oké, laten we eens in het hoofd van zo’n mental coach kruipen, wat is dat eigenlijk voor snuiter? Moderner gezegd: what the fuck? Ik ken er een, een verslavingsdeskundige, hij houdt vanuit zijn eigen praktijk een weblog bij, dat vind ik goed van hem. Deze man maak ik nu even in zijn eentje de vertegenwoordiger van de huidige verslavingszorg in Nederland. Ik til hem op!, je moet ruim denken. Op zijn blog prijst hij zichzelf aan door te zeggen: ‘Ik luister naar je zonder te oordelen.’ Pardon? Maar dan kan ik net zo goed thuisblijven. Ik kreeg van de twee geiteneters in het vorige bericht een hyacint in een potje cadeau en hyacinten oordelen evenmin. Ik ben misschien een beetje raar in die dingen, maar ik wil dat een therapeut tegen het licht houdt wat ik doe en wat ik zeg. Dat hij dat afzet tegen de werkelijkheid, zoals hij die ziet. Ik wil dus dat hij oordeelt. Daar wordt hij voor betaald. Als hij nu al begint met: ‘Oordelen? Doeknie!’ dan zeg ik: ‘O nee? Maar ik wel! De groeten.’

We kruipen nu in zijn hoofd via een van zijn laatste berichten op zijn blog. Ik citeer zo letterlijk mogelijk, soms fatsoeneer ik een zin, dat is trouwens ook mijn beroep, tekstredactie. Het volgende schreef hij op 9 november jongstleden, de dag nadat Donald Trump de verkiezingen had gewonnen.

‘Ik hoorde al van cliënten dat zij de teleurstelling van de verkiezing van Trump als zo’n grote tegenvaller ervoeren, dat zij er trek van kregen. Dus nou hoor ik de eerste mensen al zeggen: ‘Die verslaafden grijpen ook alles aan om te gebruiken.’

Ja! Hier zo! Hier is een van de eerste mensen die dat zeggen, Pitt Hamson is de naam. Luister maar: verslaafden grijpen alles aan om te gaan gebruiken. Ja, sorry hoor coach, maar dit is een weblog met een nogal hoog waarheidsgehalte. Dat is al zo vanaf de eerste letter die hier geschreven werd. Een wereld die halverwege de vorige eeuw door de gruwelijkste vormen van fascisme en racisme heen moest – en daar veel sterker uitkwam dan zij erin ging – die wereld kan nu niet door Donald Trump heen? Toch krijgen de cliënten van de mental coach door Trumps verkiezing trek. Zonder de geringste twijfel gaan zijn cliënten meteen drinken wanneer zij:

– denken aan hun oma die op een dag overleed;
– denken aan de watersnoodramp in 1953;
– huilen om de verloren Slag bij Waterloo;
– humeurig zijn, niet goed in hun vel zitten;
– sidderen bij de gedachte dat het heelal zo groot is;
– huilen om wat zij hun omgeving hebben aangedaan.

‘Maar ik zie dat een aantal van mijn cliënten in een verslaving terecht is gekomen omdat zij toch wat meer onrecht hebben meegemaakt. (…) Het enige wat ik kan zeggen: het maakt echt niets uit als jij hier op uitglijdt.’

Gelukkig. Vooruit, doe hem een lol, glij eens uit. U hebt veel onrecht in uw leven meegemaakt, kennelijk meer dan ik, dus het mag wel een keertje.

‘Maar ik maak me dus wel zorgen over Trump. En met mij waarschijnlijk meer mensen met de chronische ziekte verslaving, althans de groep die zijn ziekte niet ontkent…’

Het wordt interessant. De groep die zijn ziekte niet ontkent, die maakt zich zorgen over Trump. Maar ik, Pitt Hamson die alles ontkent, ik maak me géén zorgen. Hoe komt dat? Dat komt doordat:

‘… in de groep die zijn ziekte wél ontkent, daar vind je nogal wat mensen die stemmen op een populist, die verslaving net zo hard veroordeelt als zij zelf doen.’

Oké, coach, ik snap het. Drankzuchtigen zoals ik, mensen die zeggen dat zij níet ziek zijn, die nu al bijna twee jaar lang niet drinken, die stemmen op populisten. Plus: zij veroordelen een verslaving. In plaats van een verslaving te omarmen, zoals normale mensen doen. En hier zie je nu waar dat hele gedoe over ziek-zijn of niet ziek-zijn op uitdraait. Tot volkomen ridicule aannames en opvattingen, van een volwassen man. En deze coach, dit exemplaar, werkt momenteel in deeltijd in de Jellinek, dat zal u nu niet meer verbazen. Ik noem zijn naam niet, laten we hem bedekken met de mantel der liefde.

Een arts mag vaststellen dat mijn lichaam ziek is wanneer ik diabetes heb, een psychiater mag mij geestesziek noemen wanneer ik een psychose heb, maar jij, mental coach, wie ben jij? Wie bén jij, om mij te definiëren? Om mij ziek te noemen? Om mij psychiatrisch te noemen? Wie ben jij!!

In bericht 20 – loven en bieden schreef ik al dat wij tegenwoordig moeten vechten tegen twéé kampen, de buitenwereld en de verslavingszorg. Beide werelden plakken ons ongevraagd de idiootste etiketten op. De buitenwereld kan mij niet heel veel schelen, na Anita Witzier zal onze reputatie nóg weer slechter zijn geworden, de zorgwereld kan mij echter wel wat schelen, want daar gaat het om u. En om mij. De mental coach, echter, drukt het gecontroleerd drinken gewoon door:

‘Als jij bereid bent om door te gaan met jouw controle, dan kun je anderen ervan op de hoogte brengen dat jij een prachtig mens bent. Mét een verslaving – waar verder goed mee te leven valt, als je dat handig aanpakt.’

Hij bazelt maar door, niet te stuiten, niet te sturen. Duurt het dagen, duurt het uren. Een prachtig mens kan met een verslaving goed leven, als hij dat een beetje handig aanpakt. Dingetje dit, dingetje dat. Beetje zus, beetje zo.

‘Jij bent meer de moeite waard dan de losers die deze populist hebben laten winnen.’

Ah… daar is het eindelijk… jij bent de moeite waard… de niet-verslaafde vindt de verslaafde de moeite waard, omdat die verslaafd is. Maar: East is East and West is West, and never the twain shall meet. Hij weet helemaal niet wie wij zijn. De Oost, waar de zon opkomt, en de West, het avondland, waar de zon ondergaat. En we horen ze, de zoete gezalfde woorden. Daar betaalt de cliënt zijn coach ook voor, het is betaalde liefde. Zonder twijfel luisteren zijn verslaafden graag naar hem; alleen denkt hun omgeving er heel anders over. En ik ook. Ik kan hier nauwelijks onder woorden brengen hoe misselijkmakend dit alles is, de dingen die hij schrijft. En je wilt wel met hem meegaan, samen naar de overkant, maar je kunt hem niet vertrouwen, want je houdt al zijn gedachten… in je hand. De imaginaire reis door het brein van de mental coach is nu ten einde, de reis leerde ons: mental coaches zijn chronisch ziek. Mental coaches zijn psychopaten.

Goed zo, Pitt! Maar nu: schluss! Sluiten nu. Iets veel leukers… de Zes! De drogen. Nee, door dat gedonder met die gast van hierboven haal ik dat niet meer, dit bericht moet ook weer niet te lang worden. Ik schuif ze door.

Ten slotte dan eindelijk… de Test van het Verbond. Hoe verbonden bent u met het leven? Daarvoor heb ik deze test bedacht. En opnieuw geldt nu: de test van het verbond is er voor álle mensen hier op aarde. Ook voor de mental coach? Hm… nou ja, ook voor hem. Opnieuw gaat u op reis, maar ditmaal gaat u alleen. Ik hoef niet overal bij te zijn. Kort geleden liep ik door Utrecht, het is wel een mooi stadje om doorheen te dwalen, kleine grachten, smalle straatjes, alle architectuur in de binnenstad in laagbouw. Daar moet u nu heen, geen zorgen, gewoon een middagje uit.

Pardoes stond ik opeens voor het Spoorwegmuseum. Ik kende het niet. Als ik er weleens over hoorde, dan dacht ik: wat oude foto’s, een filmpje, dat zal het wel zijn. Toch ging ik er binnen… en daar, waar ik helemaal niets verwachtte, juist daar ontstond het idee van deze belangrijke test. In bericht no. 16 – de eed beschreef ik wat er gebeurt wanneer u abstinent blijft: ‘Het leven zélf opent zich weer, het geeft de verslaafden weer toegang.’ In bericht no. 18 illustreerde ik dat door middel van de stoepbloemen. En nu, in bericht no. 30, heb ik een test voor u: hoe verging het u, hoeveel toegang hebt u inmiddels verkregen? Opmerkelijk hierbij is: ik volg in al mijn berichten nauwelijks enig plan. Ik beschrijf gewoon mijn eigen leven, de dingen die gebeuren. De volgorde die hierin lijkt te zitten, komt niet van mij. Die brengt het leven zelf aan. Zolang je maar niet drinkt.

Het museum is eigenlijk een heel complex, het is een voormalig treinstation. Vanuit Hoog-Catharijne rijdt er een speciale trein naar toe. Voordat u naar binnengaat, moet u één ding weten: NS-mensen zijn niet gewoon maar mensen, het zijn spoorwegmensen. Ooit diep verbonden met de wereld van vuur en staal en enorme trekkracht, en nu met elektriciteit en staal en nog steeds de trekkracht. Zij zijn degenen die ons in staat stellen te reizen, zij maken van ons: mensen van aankomst & vertrek. Met andere woorden: wanneer zij na hun pensioen mee helpen knutselen aan hun museum, dan ontstaat er ook wel wat!

Je kijkt er je ogen uit. Heel veel is nagebouwd of in ere hersteld, wachtkamers, complete perrons, overal staan treinen, de groene stoere Hondekop, de veel tengere Blauwe Engel, die op diesel reed. Je kunt overal in. De oude stoomlocomotieven. En de prachtige oude wagons van de Oriënt Express, die de weg naar de Oost gingen. Daarom knutselden de NS’ers zowel een oud perron uit Parijs in elkaar als ook een perron uit Istanbul, waar je aankwam. Hoe zag dat eruit? Er zijn nagemaakte balies, zoals zij vroeger waren, met de posters uit die tijd.

Goed, en dan nu de test. Wanneer u daar bent, komt hij in twee delen naar u toe. In de eerste plaats is daar de schoonheid. Je kunt niet zeggen: vroeger was alles beter; je kunt wél zeggen: vroeger was alles veel mooier. Wachtkamers, houten bankjes, de treinstellen, de uiterlijke zorg waarmee de dingen ontworpen, samengesteld en gebouwd werden. De vraag is dus: de schoonheid die daar op u afkomt, uit een nog betrekkelijk nabij verleden, een alledaagse schoonheid, ziet u die?

Indien u deze vraag met ‘ja’ beantwoordt, wat ik heel erg hoop, dan gaat u door naar de slotronde. Hier hangt alles van af… de vraag over de schoonheid ging over iets dat tastbaar is. Over dingen die u kunt zien en aanraken. De slotvraag gaat veel dieper, ik ga u vragen naar iets wat u níet kunt aanraken, niet kunt zien… alleen nog met uw geestesoog… uw innerlijk. Over alles wat u daar om u heen ziet, ligt een heel bepaalde glans. Juist hier, in dit wonderlijke museum. Het is de glans van het onbekende, het reizen, avontuur. Niet eens naar verre streken, dat hoeft helemaal niet, maar gewoon, in eigen land. Bij u in de buurt. Gewoon, in uw eigen wereld. De vraag is: wanneer u daar staat, voelt u dan iets van de opwinding die dat oproept? Hoe klein ook? Voelt u hoe het aan u trekt? Voelt u het in de kleinste dingen om u heen? Voelt u hoe er in die glans een uitnodiging aan u verborgen ligt? Hoort u zeggen… kom… ga met mij mee…

And you want to travel with her
and you want to travel blind
and you know that she will trust you
for you’ve touched her perfect body with your mind

Het is verleidelijk te denken dat zij een vrouw is, maar dat is zij niet. Suzanne is hier het leven zelf.

Pitt

29 — de geit

geit

Ik zou het ieder mens van harte aanraden, met andere woorden: hier volgt een advies voor u, vanuit het hart gegeven. Dat advies is dit. Ga eens bij uzelf na: wanneer had u voor het laatst verschrikkelijk ongelijk? In iets wat u dacht, schreef of beweerde. Hoe lang is het geleden dat u er echt faliekant naast zat? En waar ging dat over, wat was dat dan? Toen ik nog dronk en weleens in mijn eentje een kroeg binnenging, had ik veel plezier in het stellen van dit soort vragen, juist aan wildvreemden. Ik vroeg dan soms ook nog: ‘Heb jij weleens iets gedaan in je leven wat onvergeeflijk was, en zo ja, wat was dat?’

Ik kom nooit meer alleen in een kroeg en deze vragen stel ik niemand meer. Er is veel aan mij verloren gegaan sinds ik abstinent werd en abstinent bleef. De glans is eraf, van mij. Die kan ik er ook niet meer op krijgen, hoe ik ook wrijf of poets. Twee jaar lang ben ik nu al heel gewoon, duf en onopvallend. Echt? Is dat echt zo, Pitt? Welnee, lezer! Laat niemand zich daar veel zorgen over maken. Als u niet helemaal goed snik was toen ik u nog dronk, dan bent u nu nog steeds getikt. Mocht u daar waarde aan hechten. Al zou ik dat niet te veel zou doen, als ik u was. Alles waar ‘te’ voor staat is niet goed. Behalve tequila.

De laatste keer in mijn leven dat ik ongelijk had, dat weet ik nog precies. Het is nog niet eens zo lang geleden en het was vlak achter het Centraal Station, in Amsterdam. Daar is het altijd erg druk: grote aantallen voetgangers, van en naar de ponten, via het station, en grote drommen fietsers en scooters op weg naar het centrum of naar de nieuwe woonwijken in het Oostelijk Havengebied. Die kruisen elkaar allemaal. Welnu: vorig jaar besloot de gemeente om daar Shared Space van te maken. Geen zebra’s of voetgangerslichten, zelfs geen onderscheid tussen loop- en rijgedeelte, niks! Zoek het maar uit! In verkeersjargon heet dat: gedeelde ruimte. Ik wist zeker: dat wordt niets. Die tijd is voorbij. Niemand geeft voorrang als dat niet verplicht is, iedereen neemt het als dat maar even kan. Ik zat er helemaal naast! Ik fiets daar vaak en het gaat allemaal fantastisch… En ik vind het heerlijk om te zien: voorbeeldig gedrag, van medeburgers. Ik was even kwijtgeraakt hoe mooi dat eruit ziet.

Natuurlijk vroeg ik me af: wat had ik gemist? Wat had mijn ongelijk veroorzaakt? De reden was simpel: ik had helemaal over het hoofd gezien dat het delen van die ruimte weliswaar niet verplicht is, maar toch moet je. Je hebt domweg geen keus. Je kunt niet tegen iemand aan knallen. Je remt af als dat moet. Desnoods stop je even. Of voetgangers doen dat. Je laveert, slalomt, zigzagt. Je bent alert. Je móet. Daarom is stoppen met drinken veel minder moeilijk dan sommigen denken, immers: je móet, je hebt geen keus… Er zijn doemdenkers die zeggen: je kúnt het niet, je bent ziek. Maar u kunt het wél, want u moet. Zoals ík niet geloofde in shared space, zo geloven klinieken niet in abstinentie. Al breken zij hun nek erover, dan geloven ze het nog niet. Daarom hebben de ongelovigen nu iets nieuws voor u bedacht, houd u vast: gecontroleerd drinken! Hoera! Binnenkort krijgt u via vrijwilligersorganisatie De Regenboog een speciale coach die u daarbij helpt; daar verspillen zowel de Regenboog als hun coaches als uzelf straks hun kostbare tijd aan. Ik blijf het doen, ik blijf u bidden en smeken: sla geen acht op de geleerden en andere hansworsten… negeer ze. Over vijftien jaar zijn al die figuren en hun rare ideeën weer weg. Maar ú bent er dan nog, althans, indien u uw eigen weg gegaan bent. Hetgeen ook mijn weg was én die van de Zes: rigoureus stoppen. Kijk niet naar mij, ik doe er niet toe, kijk naar de Zes. Niet ik, maar zij wijzen de weg… alle zes nu twee jaar droog. Ik kom hier noodgedwongen met mijn woorden aanzetten, maar zij laten het zien. Show, don’t tell.

Natuurlijk, het is allemaal zó verleidelijk! U bent zogenaamd ziek, u kunt niet anders, u moet af en toe drinken, om het langzaam af te leren. Ik zeg u nu: doe dat rustig, veel plezier daarbij, doe uw coach de groeten van mij, en binnen tien jaar bent u dood. Hoe ik dat weet? Dat is een uitstekende vraag! Maar ook erg wrang. Ik kom er snel op terug, maar nu even niet. Nu moeten we verder, want we willen uitkomen bij de geit. Die is er immers ook nog. Eén ding wil ik hier wel vast kwijt: tijdens de dagbehandeling kwam een lotgenoot naar me toe. Ze zei: ‘Pitt, je moet wel weten: wanneer wij naar jou luisteren, naar je verhalen, hoe het volgens jou allemaal moet, dan denken wij: ja, maar jij zit hier ook!’ Ik was er niet verbaasd over dat zij dit zei en ook niet dat ze sprak in de wij-vorm. Mijn antwoord was eenvoudig, ik zei: ‘Lieve Maris, je moet het zelf weten. Bedenk wel één ding: ik ben al zo lang drankzuchtig, ik ben een alcoholist die werkelijk alles fout gedaan heeft in zijn leven, alles. Telkens te lang gewacht, te weinig gevaar gezien, te veel genegeerd, te vaak onderschat, te vaak niet geluisterd, te vaak met vuur gespeeld, soms veel gewonnen maar te vaak weer veel verloren, te blind, te stom. In één woord: tequila. Ik heb dus: recht van spreken. Beter gezegd, in mijn denkwereld: ik heb een plícht tot spreken. En jij hebt geen enkele plicht naar mij te luisteren. Tenzij je vindt dat het leven zelf jou die plicht oplegt.’

En in stilte dacht ik aan een vraag die niemand in de kliniek mij ditmaal stelde, een vraag die nu juist in mijn geval de belangrijkste is van alle, namelijk: ‘Zeg Pitt, hoe kan het eigenlijk dat jij nog leeft?’

Het stellen van belangrijke vragen, lezer, dat moet u echt zelf doen. En erover nadenken. En ze daarna zo goed mogelijk beantwoorden, dat ook. Stel uzelf de vraag: waarom leeft u nog?

De geit. Het was een zware week, de afgelopen week. Ik leed onder een flinke verkoudheid, moest lesgeven, met de pest in mijn lijf, en in mijn hoofd, woensdagavond kwamen de Zes bij mij en was ik dus omringd door allemaal ex-verslaafden, van wie er één aan mij vroeg: ‘Zeg eens, waar geef jij eigenlijk les in?’ maar goed, hij kent mij pas anderhalf jaar en ik vertelde er nog maar zeventien keer over, dus te kort en te weinig, en donderdag gaf ik geen les want om zes uur moest ik op en om zeven uur weer thuis vanwege een BHV-herhalingsdag in de provincie, en toen, godbetert, op vrijdagmiddag koken, vanwege twee eters, tegen wie ik gezegd had: ik kook een Byzantijnse maaltijd voor jullie, zonder ook maar enig idee wat ze in het oude Constantinopel eigenlijk aten, en om mijn onwetendheid te maskeren had ik gezegd: in het Byzantijnse Rijk aten ze elke dag geit!

Pft. Daar stond ik afgelopen vrijdag, alleen in mijn keuken, met mijn geit. Nou ja, een stuk daaruit. Er zijn mensen die zeggen: ik eet nog liever een schoenzool! Maar ik vind geiten erg leuke beesten en ik heb een eigen filosofie: je mag een diersoort eten wanneer je ook erg veel van juist deze dieren houdt. Ook had ik een grote winterpeen, paprika, bleekselderij, boontjes, uien en knoflook. Voor de gasten: een fles wijn en vier halve liters bier. En ik had verschrikkelijk de pest in. Daardoor kreeg ik een soort verlichte gedachte, namelijk: komt er in het leven van een man niet een heilig moment, waarop hij zich voorgoed uit de samenleving terugtrekt en kluizenaar wordt? Of een pilaarheilige, zoals heel vroeger in Syrië? Ja, eigenlijk wel. Dus waarom niet nú? Maar toen, alsof de duvel ermee speelde, toen kwam er opeens een krachtige herinnering uit mijn dagbehandeling naar boven drijven! In de groep werd mij gevraagd of ik een beeld kon schetsen van zowel de voordelen als de nadelen van alcohol.

Vragen naar de voordelen mag nu niet meer, vertelde een behandelaar ons veel later. De geleerden besloten opeens dat dat ongepast is. In mijn ogen was dit nu juist een van de belangrijkste vragen die je een verslaafde kunt stellen, dus vanzelfsprekend werd dit deel geschrapt. Want geleerden zijn zó knap! Als behandelaar zou ik branden van nieuwsgierigheid: wat is zó aantrekkelijk aan alcohol dat jij je leven ervoor opgeeft??

Ik moest beginnen met een beeld van de nadelen. Ik begon: ‘Oké, stel, je loopt ’s nachts vanuit de kroeg naar huis. Althans: min of meer lopend en min of meer naar huis. Je besluit, zeg maar, om door de stad naar het westen te trekken, gelijk een cowboy op de prairie, of een bedoeïen in de woestijn. Want daar was het ergens, waar je woonde, dáár, vlak onder die ene ster, die zo flonkert. Drankzuchtigen navigeren altijd op de sterren. Maar het lukt bijna niet meer, je benen worden steeds slapper en je slingert echt te veel. Je moet door een piepklein parkje, zoekt houvast bij een bankje, je grijpt mis, gaat onderuit. Daar lig je dan, roerloos. Je denkt: even bijkomen. Je hoort voetstappen, op het grindpad. Je denkt: hulp? Het is een zwerver, hij staat naast je. Hij knoopt zijn broek los en pist over je heen.’

Het bleef even stil in de groep, maar ik vond het wel een sterk beeld! Een van de nadelen van drinken is dat mensen dan over je heen urineren. Gelukkig was mij dat nooit overkomen, maar zoiets kan gemakkelijk gebeuren. Ook ú, lezer, die nu nog een partner hebt en nog een baan: dit staat u dus ongeveer te wachten. Het is uw voorland. Tenzij… En toen was het de beurt aan de voordelen van alcohol. (Het lijkt me beter dat de geleerden nu even wegkijken, anders nemen ze deze weblog niet meer serieus.)

Ik zei: ‘Stel, je hebt vrienden en vriendinnen uitgenodigd, ze komen bij je eten. Je eettafel staat vol met heerlijke dingen, je deed je best, je had er hulp bij, van je geliefde, er is bier en wijn in overvloed. En iets sterkers voor bij de koffie. Het hele gezelschap drinkt en eet, en jij drinkt en eet, en geniet, en allen krijgen de geest. Er valt geen onvertogen woord, de mooiste verhalen rollen over tafel, ook uit jóuw mond, je geniet intens, dit zijn jóuw mensen, om je heen, dit is jóuw leven, je voelt je urenlang gelukkig. Soms kijk je alleen maar naar ze, naar hun gezichten, hun gebaren, je hoort hun lach. Je weet: alles gaat voorbij, maar dit, dit is er nu. En je houdt dit beeld vast, je slaat het op en roept het later terug, wanneer je maar wilt. Het staat voor je klaar. Althans, zo lang je maar blijft drinken…’

Ik vond dit óók een sterk beeld! Wat daar nu nog van over was, dat waren de twee eters die ik tegen zessen verwachtte. Twee geiteneters. Terwijl ik de wortel sneed, realiseerde ik me: het geluksgevoel dat ik in de kliniek beschreef, dat bestaat niet meer. Er komen nu twee vrienden eten, ik sta alleen in de keuken, en ik drink niet. En ik realiseerde mij nóg iets: oké, hun komst is second best. Maar second best is nog steeds best. Dus zo moet het maar. De maaltijd zelf, mijn stoofschotel, bleek een groot succes te zijn. Ik moet er eerlijk bij zeggen: die ene geiteneter, die was een beetje getikt, en die andere eigenlijk ook. Maar zo heb ik het graag.

Dit verklaart nog niet de afbeelding boven dit bericht. Oké, ik doe het nog een laatste keer, het drinken beschrijven, daarna nooit meer. Of bijna nooit meer. Het is namelijk óók belangrijk dat u daar tegen kunt, u moet flink worden. Het plaatje is een still uit Jiskefet, zij spelen drie snelle reclamejongens. U ziet Kees Prins staan, de heren kijken naar een reclamefilmpje dat zij gemaakt hebben, waarin opeens een geit in beeld verschijnt. Daar wisten zij niets van! Een tijdlang geloven ze het ook niet, er ís helemaal geen geit. Maar de geit tikt in hun filmpje met haar kop tegen het raam, zij wil naar binnen.

Destijds, zij begonnen in 1990, was Jiskefet af en toe in staat mij uit de diepste alcoholdepressie te trekken. Ik woonde toen vlakbij het eind van de Lijnbaansgracht en kwam daardoor weleens in café Oosterling. Een klein cafeetje, dat voor iemand als ik vooral één groot voordeel had: het is tevens een kleine slijterij. Voor mij voelde dat als iets van lang geleden: je dronk een paar heerlijke kopstootjes en zei tegen de kastelein: doe alvast maar een kruikje jonge klare erbij, voor thuis. Ik keek om me heen, ik kende er eigenlijk niemand. Er is niet één kroeg in de stad waar ik iemand ken. Heel misschien Eik en Linde. Bij de uitgang zaten aan een tafeltje Michiel Romeyn en Herman Koch, die zaten daar wel vaker. Het is bepaald niet mijn gewoonte om bekende Nederlanders aan te spreken, maar in het voorbijgaan, met de geopende deur in mijn hand, kon ik het niet laten: ‘Heren, die uitzending met die geit, dat was briljant!’ Romeyn keek even naar Koch, en zei: ‘Wat voor geit?’ Koch zei vriendelijk tegen mij: ‘Sorry, daar weten we niks van.’

Hahaha! Buiten drong het pas tot me door. Er wás geen geit! Ik dacht: misschien ben ik er zelf ook wel niet. Ik liep langs de Reguliersgracht, vooral ’s avonds toch wel een van de mooiste grachten in Amsterdam. Straatlantaarns wierpen mijn schaduw alle kanten op. Misschien was ik niet meer dan alleen maar een schaduw. Maar laat mij dát dan tenminste zijn, mijn eigen schaduw… Dat was toen, lezer, en kijk nú eens!, ik ben er nog steeds, ik leef nog. Misschien is dat de raad die ik u moet geven: probeer in ieder geval uw schaduw te worden.

Pitt
carel-willink-simon-de-pilaarheilige_resize_resize