Nou! Omdat het Vrolijk Pasen is en omdat de feestdagen voor drooggelegde verslaafden moeilijke dagen kunnen zijn, volgt hier een vrolijk bericht om u wat op te vrolijken. Omdat de Jellinek geen ex-cliënten meer uitnodigt om hun verhaal te doen, kom ik nu met een kort en grappig verhaal over de tijd dat dat nog wél gebeurde.
Kort voor de eeuwwisseling ging dat nog allemaal heel anders. Mensen die sinds hun opname al een flinke tijd nuchter door het leven gingen, kwamen daarover in de kliniek regelmatig vertellen: hoe ging het nu met hen, welke hobbels hadden zij genomen, hoe deden zij dat en hoe voelen zij zich nu, nu zij al geruime tijd droogstaan. Eigenlijk deden zij wat ik hier in deze weblog probeer te doen: vertellen hoe het is om niet meer te gebruiken en hoe je dat volhoudt. Ik weet dat ook cliënten van nu graag naar verhalen van juist déze ervaringsdeskundigen zouden luisteren, maar de leiding van de Jellinek vindt dat niet nodig. Waarschijnlijk zijn bezoekjes van ex-cliënten niet evidence-based.
Het toverwoord evidence-based, ooit de verslavingszorg binnengehaald als zegen, ontpopte zich als regelrechte vloek. Iets binnenhalen waarvan de effectiviteit bewezen is, kan nooit kwaad, dingen buitensluiten, alleen maar omdat hard bewijs ontbreekt, zal dat uiteindelijk wél doen.
Om de vrolijkheid te dienen en louter voor de grap gaan we even terug naar de Heinzekliniek in dit gebouw, we schrijven dan 1995. De bezoekjes van die ex-cliënten waren goed georganiseerd, de leiding trok er een flink deel van de avond voor uit. Dat moest wel in de avond want de verslaafden mochten uitnodigen wie zij maar wilden. Het waren dus tegelijkertijd opgewekte avonden voor geliefden, familie en vrienden, één keer in de maand. Zo’n voormalige cliënt, die het al lange tijd redde, gaf hen natuurlijk hoop! Die weer afstraalde op hun naaste. Dit gebouw werd daardoor een plaats van geloof en hoop, soms hebben gebouwen dat. Geloof bij de cliënt, hoop bij zijn beminden. De avonden werden altijd druk bezocht, wij verslaafden, toch zo’n vijfentwintig man sterk, waren in onze eigen kliniek opeens veruit in de minderheid, net als in het gewone leven. We hadden een ruime zaal tot onze beschikking, met een klein podium vooraan, waarop de ex-cliënt plaatsnam. Telkens dacht ik: hij liever dan ik! Hij moest de tijd op een zinnige manier zien vol te praten.
Het waren leuke, enerverende avonden. Het mooiste onderdeel vond ik het vragenuurtje, na afloop van zijn levensverhaal en herstelverhaal. Op sommige avonden kreeg de deskundige dan een regen van vragen op zich afgevuurd, als een spervuur. Gelukkig kunnen verslaafden wel tegen een stootje en wat mitrailleurgeratel. Je kunt ze volpompen met lood, alcohol of opiaten, geen gif is hen te veel; ze lopen gewoon door.
Het is nu zo’n avond… in de Heinze. Over een uur komen alle gasten, we zitten gezamenlijk aan de broodmaaltijd. Ik word op mijn schouder getikt, de legendarische behandelaar Ria Lochtenberg staat achter me. Ze wil me iets zeggen, ik draai me om.
‘Pitt, de ex-cliënt van vanavond kan opeens niet komen.’
‘Wat is er met hem?’
‘Hij kan niet staan.’
‘Nou en? Hij zit toch altijd?’
‘Ja, eh… dat kan hij ook niet.’
‘Wat kan hij dan wél?’
‘Eigenlijk niks. Hij is tijdelijk in een soort coma.’
‘Tijdelijk in een soort coma?’
‘Doe nou niet zo moeilijk, man, hij is gewoon stomdronken!’
‘Maar dan hebben we geen familieavond!’
‘We hebben overlegd. We willen jóu vragen om te spreken.’
‘Mij??’
‘Het moet, we kunnen al die mensen niet voor niets laten komen.’
‘Maar ik ben nog gewoon een halfgare cliënt!’
‘Dit is een noodsituatie. Denk er even over na. Je hebt een kwartier.’
Totaal verbijsterd ga ik van tafel. Ik weet niet hoe ik het heb. Ik ben hier nu twee maanden! Hoe kan ik nou een zaal vol verslaafden en familie en vrienden toespreken, wat moet ik in hemelsnaam zéggen? (Van de huidige behandelaars denkt een aantal nu: hahaha! Pitt weet niet wat hij moet zeggen! Daar hadden we bij willen zijn!)
Meteen weet ik: hier kom ik nooit uit. Er is te veel tegen en te veel voor. Ik kan de Jellinek niet in de steek laten en ik kan evenmin op dat podium voor gek gaan staan. Goede raad lijkt nu erg duur. Opeens komt cliënt Harry in mijn gedachten. Nu weet ik wat ik moet doen. Harry is een apart geval in onze Heinzekliniek: hij is de enige die openlijk zijn geloof belijdt. Daarom ook mag hij als enige, eenmaal per week, om vijf uur ’s middags al de tv aanzetten. Want dan komt Little house on the prairie, van de Evangelische Omroep. Soms zit ik naast hem en kijk mee, ik vind dat wel aardig, zo’n keurig gezin op de prairie, dat ongewenst bezoek krijgt van een idioot op een paard. Of er is weer eens een cowboy aan de drank, in de local saloon. Met een flinke dosis liefde en vertrouwen redt het gezin zich uit de neteligste situaties. Nu, omdat wij op slaapzalen liggen, weet ik dat er naast Harry’s bed een Bijbel ligt en ik ga naar boven. Mijn plan is simpel: ik sla de Bijbel op een willekeurige plaats open, kijk bovenaan de rechterpagina en ik doe wat daar staat. Nog veel verder terug in de tijd gebruikten mensen voor deze methode het Chinese orakelboek de I-Tjing, het Boek der Veranderingen. Ik zit op Harry’s bed en ik lees: ‘Vrees niet het lijden dat u te wachten staat.’ Ah! Uit de Openbaringen, ook nog. Mijn besluit is genomen: ik vrees niks, ik ga optreden! Ach, lezer, ik was toen nog zo jong en zo groen!
De avond begint, de zaal is afgeladen… Hans van Thiel, het hoofd van de Heinzekliniek, leidt mij in. Het voelt goed om zijn naam hier te noemen. Hij is er op deze avonden altijd bij, zit vooraan, af en toe neemt hij een enkele publieksvraag voor zijn rekening, dan licht hij iets toe. Ik klim het podium op… Het gaat wonderlijk goed! Ik spreek over mijn leven alsof ik nooit anders gedaan heb. Ik praat alsof mijn leven mij veel waard is. Alsof het te kostbaar is om zomaar aan drank te verliezen. Alsof mijn leven nu van deze opname afhangt. En mijn toekomst. Zo praat ik, aan één stuk door.
Na een tijdje zie ik Hans van Thiel driftig gebaren, met de vlakke handen maakt hij horizontale kapbewegingen: genoeg, hou nou verder je kop! Ik sluit af. Dan volgen de vragen uit het publiek. Ik krijg het voor mijn kiezen, er zit een journaliste in de zaal. Zij vraagt dóór, haar vragen worden steeds scherper. En ik word dat ook. Ik geniet hier opeens heel erg van. Kom maar op!
Veel later hoor ik dat de behandelaars die middag, nog vóór het etensuur, dat die hele club ongelooflijke ratten, weddenschappen op mij hadden afgesloten. Of ik zou spreken of niet. Tot mijn grote genoegen verloor Ria Lochtenberg daardoor 25 gulden, zij had gewed: hij doet het niet! Ze had beter moeten weten. In het algemeen is het goed wanneer behandelaars weten met wie zij te maken hebben.
Na de kliniek leren Ria en ik elkaar erg goed kennen. Ik doe bij haar de nazorg, die toen bestond uit wekelijkse een-op-een gesprekken, een jaar lang. En ik blijf vijf lange jaren nuchter. Wat er toen mis ging, daar kom ik natuurlijk nog op.
Pitt