31 — de Zes

sevenup64Kijk hem gaan, dit kereltje. Op zijn rubberen laarzen. Het is 1964. Nick heet hij, zeven jaar oud en hij loopt hier de vijf kilometer naar zijn school, vanaf de boerderij in zijn dorp Arncliff, gelegen in de Yorkshire Dales, land van heuvels en valleien. Zijn schooltje is een one-room school, het heeft maar één klaslokaal. In zijn dorpje is hij de enige jongen van zijn leeftijd. Hoe zal het met hem gaan in zijn leven? Een onmogelijke vraag, maar toch weten we: toen Nick volwassen was verhuisde hij naar de VS en werd hoogleraar in Electrical and Computer Engineering aan de Universiteit van Wisconsin. Gescheiden van zijn eerste vrouw en weer hertrouwd, met een andere.

Hoe weten we dat allemaal? Dat komt door een jarenlange Britse documentaire, de up-series genaamd. De eerste aflevering heette Seven up en werd in 1964 uitgezonden. De maker verzamelde twintig kinderen, zeven jaar oud, uit verschillende milieus en achtergrond. In Engeland heet dat nog steeds de hogere en lagere klassen, wij kennen dat onderscheid eigenlijk nauwelijks. Onze premier gaat op de fiets naar zijn werk. De regisseur volgde kinderen uit rijke buurten, uit arbeiderswijken, zelfs een enkel kindertehuis. Hij wilde laten zien: de kinderen groeien op en nestelen zich in de klasse waarin zij geboren zijn, gelijke kansen, gelijke mogelijkheden ten spijt. Dat gebeurde ook inderdaad, bij de meesten.

Om de zeven jaar kwam er een nieuwe aflevering, met dezelfde kinderen, zeven jaar ouder. De hele documentaire sloeg in als een bom. Maar niet vanwege de klassenverschillen! De dreun was: je volgt twintig door en door echte mensenlevens, het ontrolt zich in alle fasen; kind, puber, adolescent, volwassen. Zomaar. Inmiddels zitten we in aflevering 56 up. Als dit zo doorgaat, zijn ze straks bejaard en gaan ze nog dood ook. Twintig levens, in beeld en geluid gevat. De vraag is allang niet meer alleen: wat doen ze in hun leven, met hun bestaan, maar is grotendeels verschoven naar: hoe gaat het met ze?

Wanneer ik aan de Zes denk, krijg ik een zelfde soort gevoel, het volgen van zes levens. En een verslaving die ze verbindt. We kennen elkaar uit de Jellinek, we zijn helemaal geen vrienden, we zien elkaar alleen maar op onze tweewekelijkse bijeenkomsten. We hebben in WhatsApp een groep waar niemand iets op schrijft. We weten nauwelijks waar we wonen! Net als wanneer je drinkt, dan weet je dat ook niet altijd precies. Nou ja, de Zes weten wel waar ik woon, ze kennen mijn piepkleine eilandje in de stad, met de drie kleine ophaalbruggen, vanaf het vasteland rondom. Noodgedwongen moest ik de locatie van mijn arendsnest prijsgeven, mijn apenkooi, want daar komen we bijeen, we zitten aan mijn ruime houten keukentafel, van zeven tot negen in de avond.

Ondanks het feit dat we geen professionele begeleiding hebben – behalve dan in zekere zin van mijzelf – kennen we toch enkele regels. Afzeggen als je niet kunt, is verplicht. Roken mag alleen tijdens de pauze. Natuurlijk rookten we alle zes, verslaafden doen dat nu eenmaal, de oudste paft zelfs pijp!, maar twee van ons zijn ermee opgehouden. En we hebben een kas, met nu vijftig euro. En anders dan in de huidige klinieken, natuurlijk hebben we de regel: er zijn géén terugvallen. We trekken met elkaar verder en verder de abstinentie in, er is geen weg meer terug. Tegelijkertijd zijn we ook niet gek: een van ons kan in theorie een terugval hebben, misschien bij ernstige tegenslag. Maar zegt zo iemand dan tegen ons, helemaal wanhopig: ‘Ja maar, mijn lieve tante is vorige week overleden!’ dan roepen wij: ‘Ja, je tante op een houtvlot!’

Wie bij ons verontschuldigend en min of meer schouderophalend in de groep over zijn terugval vertelt – zoals dat nu aan de lopende band in klinieken gebeurt – die moet helaas vertrekken. Lijkt streng, maar deze regel komt voort uit lijfsbehoud: zo iemand trekt in zijn eentje een hele groep naar beneden. Alleen wanneer de ongelukkige zich te pletter schrikt en direct échte maatregelen neemt, kan hij blijven. En dan steunen we hem ook.

Ons doel is simpel. Het gaat wat verslaving betreft niet meer om het nu, het gaat om de komende jaren. Heel vaak komen abstinente drankzuchtigen na vier of vijf jaar opeens in een gevarenzone terecht. Zonder dat te merken, of zonder acht te slaan op duidelijke tekenen. Vrienden zeggen echt niet: hela. Je bent volkomen off guard geraakt. Het lijkt nog goed te gaan ook, je drinkt eens wat, een keertje. Misschien dat de Zes dit verschijnsel kunnen elimineren.  

De groep bombardeerde mij tot GL. Dit betekent: gespreksleider. Dat houdt in dat ikzelf als het ware niet meedoe, niemand vraagt mij ooit iets, niemand komt terug op wat ik gezegd of geschreven heb, ik kom nooit met een persoonlijke inbreng, ik moet intussen wél de koffie zetten, nog net niet de broodjes smeren, het gesprek leiden, iemand tot de orde roepen, beetje notuleren, terwijl zíj alleen maar zitten en afwachten, en verder, zo lijkt het wel, verder bén ik er bijna helemaal niet. Zo ging het in de kliniek eigenlijk ook met mij, al brak een behandelaar daar af en toe met succes doorheen.

Ik stel de Zes aan u voor.

1  Adri. De kok. De wielrenner. De drankzuchtige. Hij blonk erin uit om werkelijk álle mogelijke hulp naar zich toe te harken, in het gebouw en daarbuiten. En met die hulp dan ook daadwerkelijk iets te doen! Was 35 kilo te zwaar, liep meteen naar een diëtiste. Nu op gewicht. Had een coach, van de Regenboog. Die zei: hee, geen drop meer kopen! Deed hij niet meer. Ging naar een therapeut van PsyQ. Die zei: slik deze pillen. Hij slikte ze. Is niet bang voor Refusal. Gebruikte tijdens de nazorg Campral. Eet uitsluitend nog gezond voedsel. Beweegt veel. Tindert zich een ongeluk. Is zelf ook coach geworden. Werd door zijn verslaving een ander en beter mens. Sinds zijn abstinentie tevens vergadertijger geworden.

Eén ding is een beetje vreemd aan hem, erg vreemd… Wanneer je hem aan tafel ziet zitten, dan lijkt hij van normaal postuur. Gaat hij echter staan, dan is hij opeens veel langer dan jij! Hij moet dus wel twee hele lange benen hebben. In het Monopolyspel noemen ze dat: Lange Poten. Wanneer een indiaan hem ziet, dan zegt die: ‘Oef oef, daar heb je Lange Poten, Hij Die Niet Meer Drinkt.’

2  Henk. De arabist. De oudste, 63. De pijper. De drankzuchtige. Uit de provincie. Wie ons groepje aan tafel zou zien zitten, zou meteen uitroepen: voorwaar, hij is de GL! Want hij oogt als de oudste en de wijste, en misschien ook de verzorgdste. Niet te dik, niet te dun, keurig getrimd wit baardje, à la Hemingway, en altijd in schone kleren. Een heer. Kent Jemen, Syrië, en nog zo wat, op zijn duimpje. Op een avond betwijfelde hij openlijk of hij wel alcoholist is, in de Jellinek deed hij dat ook al. Die twijfel hoor je onder kliniekgangers vaker dan je zou verwachten. Henk, bijvoorbeeld, werd wel degelijk met een half delirium de Jellinek binnengedragen. Dat gebeurt niet iedereen. Om zijn twijfel te bezweren dwongen we hem op een avond om te gaan staan en hardop tegen ons te zeggen: ‘Hi, I am Henk. I’m an alcoholic.’ En wij zeiden terug: ‘Hi Henk.’ In films gaat dat ook zo.

Henk is nog altijd getrouwd. Drie van de Zes hebben een relatie, bij de anderen liep die vanwege hun verslaving op de klippen. Alle dromen, alle verwachtingen, alle hoop – allemaal weg. Alle vrees bewaarheid. Bij de partner dus ook! Ik schreef in bericht 28 – eigenwaarde: ‘Een verslaving blijft beslist niet ongestraft.’ Het allerergste hieraan is dat dit ook voor de omgeving geldt. De enige échte onschuldige in dit hele ellendige verhaal is de omgeving, de partner, de kinderen, de ouders, de familie en vrienden. Je kunt de verslaafde niet verwijten dat hij verslaafd raakte, wél dat hij er niets of te weinig aan doet.

3  Joost. Chemisch analist in opleiding. De jongste, 25. Was drugsverslaafd. Woont met zijn vriendin samen. Ondanks zijn leeftijd blinkt hij uit in wijsheden over zijn verslaving. Hem hoorde ik tot mijn grote verbazing in het gebouw zeggen: ‘Ik denk dat ik door mijn verslaving een beter mens geworden ben.’ Dat denk ik zelf ook, maar dát inzicht had ik nog niet op zijn leeftijd, de verslaving had ik al wel.

Joost vond een nieuwe hobby. Oude spullen kopen, opknappen, weer verkopen. Laatst kwam hij aanzetten met een oud Cartierhorloge. Tegenwoordig denkt hij steeds vaker: ik zou wel buiten de stad willen wonen, in alle vrijheid.

4  MiK. Maquettebouwer met zware wiskundige inslag. Alcohol. De enige met een stamcafé, daar komt hij nog steeds. Kan zwijgzaam zijn, dan bromt hij wat. Houdt aan tafel de logica in de gaten. Woeste kop, wilde baard, wild krulhaar op de kop. Zonder enige moeite zie je hem in de Schotse Hooglanden lopen, in de mist, wanneer het motregent, dan gaat hij de paden langs, met zijn doedelzak.

Ook MiK begon een nieuwe liefhebberij, stadsfotografie. Tweemaal in de week stuurt hij een foto, schrijft daar een verhaaltje bij, gedachten, invallen, ergernissen. Ik push hem vaak om een blog te beginnen, doet hij niet. MiK is degene die aan zijn verslaving de meeste kwalen of kwaaltjes overhield, zwaarlijvigheid, diabetes, neuropathie in de voeten, plus extreem uitstelgedrag. Maar hij vindt nu steeds meer zijn weg, tussen alle obstakels door.

5  Pjotr. Inmiddels hotelier geworden. Nou ja. hij runt een bed and breakfast. Met verhouding, met een vrouw. Alcohol, altijd wodka. Omdat hij de knapste van de Zes is, wordt hij in de groep ook wel graaf Wronski genoemd, die we kennen uit Tolstoj’s Anna Karenina. Hij is de enige die ik vanuit de kliniek meekreeg naar een serieuze mindfulness training, zes weken lang. Hij was daar verrukt over, ik ook. Zijn vriendin deed ook mee, wel belangrijk: doe sommige nieuwe dingen samen, want voor de partner is de abstinente verslaafde nieuw.

6  Pitt. En ik, zei de gek. En hij, zeiden de andere idioten. Pitt heeft een beetje een makke, een eigenaardigheid: overal om zich heen ziet hij psychopaten. Waar hij ook kijkt! Die ziet hij. Dat is zijn hele leven al zo, het is niets nieuws onder de zon.

En, lezer, sinds kort hebben we Michiel erbij, we kennen hem uit de dagbehandeling. Hij is cocaïnefetisjist. Een beetje onze zorgenbroeder. Heel veel kwijtgeraakt, juist ná zijn behandeling. Gelukkig nu loodgieter geworden, bij een baas. ‘Ik ben gestopt met denken,’ zegt hij. We weten niet of hij blijft komen, ook niet of hij nuchter blijft. Maar hij leeft nog, dat is het belangrijkste.

En dat geldt voor ons allemaal, we leven nog.

Pitt

2 gedachten over “31 — de Zes”

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.