Nu is het dus wel zo dat ik over heel veel dingen heel simpel denk. Eigenlijk over alle dingen. Gaandeweg je leven ontdek je dat de dingen een simpele kern hebben en wanneer je die eenmaal ziet, dan zie je ook alles wat er omheen draait. Maar nu komt het. Wanneer je op zoek bent naar een kern, dan is het zinloos om je daarop te focussen. Weet u hoe een astronoom een ster bestudeert? Hij kijkt ernaast. Hij richt zijn telescoop juist niet op de ster. Dan ziet hij niets. Alles wat hij over een ster leert, leert hij door te kijken naar wat er allemaal in de omgeving van het hemellichaam gebeurt. In één moeite door snapt u nu waarom ik in deze berichten weleens afdwaal, waarom ik het begrip verslaving in deze berichten net zo gemakkelijk loslaat als het telkens weer oppik. Wie de kern van iets wil beschrijven, komt altijd terecht bij de randverschijnselen ervan.
En juist hier, bij de randverschijnselen, kan het zo verschrikkelijk misgaan. Want zij bieden helaas ruimte voor interpretatie. Niet zozeer in de exacte wetenschappen, wel in de zogeheten menswetenschappen, waar ook de psychologie onder valt. Verschijnselen juist kunnen interpreteren is bijna een ambacht op zichzelf. Wanneer de astronoom publiceert dat hij rond de ster kleine blauwe mannetjes zag dansen, die vrolijk het Smurfenlied zongen, dan wordt hij direct opgesloten. Wanneer de psycholoog iets dergelijks schrijft over een groep verslaafden, dan wordt hij ogenblikkelijk in de adelstand verheven, alle vrouwen begeren hem, mannen knikken hem bewonderend toe, honden kwispelen hun staart. Wat Diederik Stapel — ooit hoogleraar sociale psychologie — zo pijnlijk aan het licht bracht is natuurlijk niet het feit dat de mens tot enorme fraude in staat is, maar wat écht schokkend was, dat was dat al zijn onzinnige beweringen en onderzoeken door zijn collega’s domweg geloofd werden. En trouwens: waar één Diederik Stapel is, zijn er uiteraard nog veel meer. Zelf kwam ik ooit zijdelings in contact met Roos Vonk, hoogleraar psychologie in Nijmegen, ook al zo’n lekker ding. Fraudeert niet, maar lult er gewoon maar wat op los. Dat zie je wel vaker gebeuren. Kortom: een grote mate van nederigheid en voorzichtigheid past de psycholoog wanneer hij over verslaafden een uitspraak doet. Dat roept de vraag op: vindt hij dat zelf ook?
Nee.
Toch ga ik in dit bericht een lans breken voor een mental coach die ik in de Jellinek leerde kennen, vooral ook door zijn grote betrokkenheid bij verslaafden. In dat opzicht is hij iemand van de oude school, zoals ik dat nu maar ben gaan noemen. Naam: Hans West. Net als ik heeft hij een weblog, al veel langer, googel zijn naam maar, zijn blog staat vol met ideeën over verslavingen. In meer dan één opzicht spiegelt hij mijn eigen persoon, namelijk: hij is erg zelfverzekerd in zijn optreden, het is buitengewoon lastig hem omver te blazen en bovendien denkt hij dat hij alles weet. Zelf denk ik dat ook.
Ik voer hem nu ten tonele omdat hij de enige behandelaar was die verslaafden af en toe flink confronteerde met hun onwetendheid over hun aandoening. Geveinsd onwetend of echt. Maar ook noem ik hem omdat er iets heel vreemds gebeurde: op sommige gebieden was ik het fundamenteel met hem oneens. Dat hield ik altijd voor mezelf, ik val een behandelaar in een groep niet af. Wel dacht ik: dit kán eigenlijk niet. Hij en ik kunnen wel over dingetjes van mening verschillen — over het eten in de kliniek, over de schoonheid van een vrouwelijke behandelaar — maar we kunnen over een verslaving niet fundamenteel anders denken. En toch gebeurde dat, toch doen we dat.
Waarom breng ik dit ter sprake? Dat hangt samen met het doel dat ik voor ogen heb, de bestaansreden van deze weblog. Drie dingen: 1. u aansporen om hulp te gaan zoeken; 2. u aansporen om daar alles uit te halen wat erin zit; 3. u aansporen om abstinent te worden en te blijven. Ten vierde: u wijzen op en waarschuwen voor het ongelooflijke vreemde vaarwater waarin de verslavingszorg in Nederland terecht is gekomen. Om uw behandeling ten volle te kunnen benutten, moet u proberen zich daar niet te veel van aan te trekken.
Stel, u bent de heer Jansen. Piet Jansen is de naam. U drinkt te veel en daardoor dreigt u alles in uw leven kwijt te raken. U gaat eindelijk naar een kliniek, maakt niet uit welke. Na een eerste gesprek komt u weer thuis en praat met uw partner aan de keukentafel.
‘Nou Piet, vertel eens, hoe ging het gesprek?’
‘O goed. Ik ben nu heel wat wijzer.’
‘Godzijdank! Noem eens iets.’
‘Nou, we moeten niet meer praten over mijn verslaving.’
‘Huh?’
‘Ja schat, ik ben namelijk ziek!’
‘Ziek?’
‘Yep, dat zijn de nieuwste inzichten.’
‘En wanneer ben je dan weer beter?’
‘Nooit!’
‘Nooit?’
‘Nee, ik heb een chronische ziekte!’
‘Chronisch?’
‘Yep, gaat nooit meer weg, lieverd. En dat is nog niet alles…’
‘Niet alles?’
‘Nee. Ik ben ook psychisch gestoord!’
‘Psychisch gestoord??’
‘Jazeker, dat zeggen ze. En ik heb 90 procent kans dat ik nog wel een tijdje doorga met drinken!’
‘En jij gelooft dat allemaal?’
‘Natuurlijk, het zijn de nieuwste inzichten.’
Piets vrouw doet nu het enige wat zij nog kán doen. Ze pakt haar koffers en zegt: ‘Dag Piet.’ Zij kan zich absoluut niet herinneren dat zij ooit trouwde met een chronisch zieke man die psychisch gestoord is. Haar moeder had haar wel gewaarschuwd voor hem, maar dat kwam doordat Piet bij moeder thuis een keer met de jeneverfles had zitten klieren, die vulde hij ’s nachts bij met water. (Dat was Piet helemaal niet, lezer, dat was ik. Tijdens het kennismakingsweekend met de ouders van mijn toenmalige vriendin, op het Limburgse platteland, nu lang geleden. Ik moest in de woonkamer op de bank slapen en ik dacht: ja, een man alleen, die moet toch wat? Ik maakte het dus gezellig, met wat jenever. De fles vulde ik onder de kraan bij zodat de vader de volgende dag ook nog wat had. Maar die proefde het meteen!)
Dat verslaving een chronische ziekte is leest u bij Hans West. Gelukkig vertelt hij ook nog zinnige dingen, die wél hout snijden. En dat u en ik psychisch gestoord zijn leest u overal, bijvoorbeeld bij Jaap van der Stel. Die werkte in de verslavingszorg én de GGZ, promoveerde cum laude op het proefschrift Vijf eeuwen drankbestrijding en alcoholhulpverlening in Nederland. Hij klaagt er in een column over dat de verslavingszorg apart wil blijven van de algemene psychiatrische zorg. Iets wat ik dus erg normaal vind! Het voelt zo heel erg vreemd om het doorlopend met die figuren oneens te zijn… Jaap van der Stel schrijft:
Buitenstaanders ervaren de verslavingszorg nog steeds als naar binnen gekeerd. Wetenschappers, psychiaters en klinisch psychologen betogen al lang dat verslaving een psychische stoornis is als alle andere. Het idee dat verslaafden zoveel verschillen van de rest van de GGZ-populatie berust op een misverstand.
Tja. Wetenschappers, psychiaters en klinisch psychologen… die zeggen het… niet alleen wetenschappers, maar ook psychiaters. En klinisch psychologen, zij zeggen het ook… En in een piepklein hoekje van het immense internet, daar zit Pitt… een verslaafde, nu meer dan een jaar droog, en hij zegt tegen u: geloof ze niet, geloof ze alsjeblieft niet…
Stel dat een behandelaar in de Jellinek tegen mij gezegd had: ‘Pitt, als ik met jou praat, dan ben ik me ervan bewust dat jij psychisch gestoord bent.’ Ik zou opstaan, naar huis gaan en daar blijven. Einde verhaal. Gelukkig zeiden ze dat niet, want ik had de kliniek hard nodig. Niet de moderne inzichten eromheen. Je kunt zeggen: ‘Maar Pitt, dat is gewoon de waan van de dag! Over tien jaar denken ze weer wat anders!’ Dat is waar. Ik had er dan ook geen last van. En ook u druk ik op het hart: luister er niet naar. U hebt wel iets anders aan uw hoofd. U moet uw verslaving bedwingen. En bedwongen houden.
Pitt
Oh jee, nee… ik wou dat ik alles wist maar ik weet echt heel goed dat ik heel veel dingen niet weet. Dat maakt overigens wel dat ik nieuwsgierig ben en daarom ben ik ook veel bezig met onderzoeken die worden gedaan. Je zult me vaak met oortelefoontjes zien en dat is bijna nooit muziek. Dat is in 95 procent van de gevallen een podcast over verslavingsbehandeling of psychologie/brein-kennis.
Daarom durf ik wel vrij stellig te zijn, inderdaad 😉
Maar kennelijk ben ik ik dus wel stellig maar niet zo duidelijk geweest, wanneer je het ‘gesprekje thuis’ zo weergeeft zoals je het opschreef. Dan ben ik blijkbaar niet zo duidelijk geweest over gezondheid en (chronische) ziekte en dat is jammer denk ik.
Dus misschien nog even ten overvloede: juist het verschil tussen een chronische ziekte versus een ‘gewone’ ziekte (die over gaat) dat is het feit dat je het één zo snel mogelijk moet zien te genezen en de ander iets is waar je mee zal moeten leven. De ‘ziekte’ waar ik het dan over heb is niet ‘het gebruik’ zelf (was het maar zo makkelijke) maar het is het ‘zin hebben in gebruik’ waar je in de toekomst rekening mee zult moeten houden.
Die gedachte is overigens niet zo nieuw. Bij de oorsprong van de AA en daarvoor al, eind 1800 is (alcohol)verslaving al een ziekte met een chronisch verloop genoemd. Behoorlijk oude wijn in moderne inzicht-zakken verpakt, misschien? Eigenlijk is de gedachte dat het alleen maar een psychische aandoening is en vooral onhandig, irrationeel gedrag, een stuk moderner.
Tegelijkertijd vind ik dat overigens wel heel jammer want dan zou er meer aan verslaving te doen zijn. Maar juist als je om leert gaan met een chronische aandoening dan is het handig om na te denken over de gezonde aspecten van een mens die de chronische aandoening moeten dragen. Dan moet je denken over de extra verantwoordelijkheden die je hebt als chronisch zieke om te zorgen dat je ziekte niet uit de hand loopt. Dan zal je het daarover waarschijnlijk hebben met je partner en dan zul je misschien sommige dingen niet doen (of juist wel moeten doen) niet omdat je ‘zwak’ bent of ‘dom’ of ‘teveel belust op genieten’… Want dat is natuurlijk wel de andere kant. Als het niet gaat over chronische ziekte, wat zou dan de andere reden zijn dat mensen zo vaak weer gaan gebruiken… iets uit het vorige rijtje?
Nou ja, volgens mij dus niet. En dan is het volgens mij inderdaad handig om iemand uit te leggen dat je bepaalde dingen niet meer moet doen omdat ze telkens vervelend uit zullen pakken… vanwege je aandoening… die chronisch is… en dat je geen zin hebt om daar een ziekte van te maken. Maar dat je daar alert op mag blijven en dat je geliefde daar misschien ook wel een beetje over mee mag denken… zelfs als jullie dat allemaal nog niet wisten toen jullie elkaar ontmoetten.
Na ja, misschien zijn het ook maar allemaal woorden en misschien mis ik ook wel helemaal iets omdat ik te veel naar de ster zelf kijk? Maar mijn punt is juist: als ik naar het gedoe rond de verslaafde kijk dan kan ik me niet voorstellen dat het alleen maar gaat om ‘ongemotiveerd gedrag’, of ‘een gebrek aan liefde voor de partner’ die maakt dat iemand soms ineens dingen doet die daar zo haaks op staan. Want ik zie juist mensen die best houden van hun partners en van hun kinderen en het echt oprecht erg vinden wat er gebeurd is. Wat stel jij dan voor dat ‘verslaving’ wel is, als het geen ziekte is?
In ieder geval vind ik het belangrijk dat er mensen zijn als jij die zichtbaar durven zijn op het internet en die zo andere mensen de moed geven om serieus naar hun eigen verslaving te kijken. En dat we dan samen over woorden kunnen bakkeleien; dat helpt het misschien allemaal een beetje verduidelijken. Want ik denk niet dat verslaving ‘alleen maar’ een biologische ziekte is en hoe meer we snappen wat het allemaal wèl is, en hoe we er mee om moeten gaan, hoe meer we anderen kunnen helpen.
Groet,
Hans